Geschiedenis van Suriname

De eerste tekenen van bewoning in het gebied wat we tegenwoordig Suriname gaan terug tot zo’n 10.000 voor christus. Een kleine groep jagers bewoonde het gebied in Zuid Suriname. De bewoning was echter minimaal en heeft weinig sporen achtergelaten. Pas rond 3000  v.Chr. Ontstaan er de eerste nederzettingen die leven van de landbouw.

Een van de grootste stammen uit die tijd waren de Arowak. Deze stam woonden langs de kust van Suriname. Ze leefden van de jacht en de visvangst. De Arowak waren nomaden, ze hadden geen vaste woonplaats. Naast de Arowak waren er de Karaïben. Ze veroverde de Arowak en dreven de stam verder het binnenland in. De karïben leefden van de kleinschalige landbouw. Stukken bos werden platgebrand om te dienen als akker. Zodra de grond uitgeput was trok men verder naar een nieuw stuk landbouwgrond.

Ook verder inlands in Suriname woonden verschillende stammen. De meeste van deze stammen leefden langs een van de rivieren in het oerwoud. Hun middel van bestaan was de jacht. Eeuwen lang bleef hun bestaan, ondanks de kolonisatie van Suriname hetzelfde. De kolonisten drongen zelden tot diep in het woud door. Het tropisch regenwoud vormden een ondoordringbare buffer en schild tegen de kolonisten. Stammen die hier woonden waren de Akurio, de Trio, Warrau en Wayanan.



De vroege kolonisatie

De eerste ontdekkingsreiziger die de kust van Suriname betrad was de Spanjaard Alonso de Ojeda in 1499. De kust van Suriname en Guyana werd de wilde kust genoemd. Op oude kaarten uit die tijd is alleen de kust ingetekend en de verschillende rivieren die uitmonden in de zee. De opmerking “ hier is niets van waarde gevonden” staat op de kaart genoteerd. Er was weinig belangstelling voor dit deel van Zuid-Amerika.

Dit verandert in de 16e eeuw. Gedreven door legendes over een Gouden stad, die de indianen vertelde, verkennen de Engelsen als eerste het binnenland van Guyana. Dit omvatte in die tijd het Huidige Guyana, Frans-Guyana en Suriname. De Nederlanders volgen al snel. Het oudst bewaarde verslag uit deze tijd is van Abraham Cabeliau. Hij zeilde in opdracht van de Staten generaal met twee schepen de rivieren in Guyana op.  De schepen genaamd “Grote Sphera Mundi” en “ kleine Sphera Mundi” brachten tabak, hout, goud en verfstoffen mee terug. In ruil kregen de bewoners bijlen, wapens, naalden, kralen en spiegels.

De eerste Nederlandse nederzetting wordt in 1618 gesticht op de plaats van het huidige Paramaribo. De factorij, of handelsfort, is niet veel meer dan enkele houten huizen met een paar kleine akkers om in het eigen voedsel te voorzien. De factorij werd omgeven door een houten palissade om aanvallers, inlanders en vijandelijke Europeanen, buiten te houden. Een kanon was het grootste wapen. Pogingen tot kolonisatie van het binnenland werden wel gedaan, maar stranden vaak door ziektes of aanvallen van indianen stammen. Ook in het huidige Guyana worden Nederlandse factorijen gesticht.

Ondertussen woedt in de Nederlanden de oorlog met Spanje. De Spanjaarden halen enorme rijkdommen uit de nieuwe wereld en financieren daarmee o.a. hun strijdt tegen de Nederlanders. De In 1621 opgerichte W.I.C. moet hier verandering in brengen. Kaapvaart, piraterij, en het oprichten van kolonies in de Amerika’s moeten Spanje pijn doen in hun portemonnee. De verovering van de zilvervloot is hierin het grootste succes. Ook worden er diverse Spaanse handelsposten in Amerika en het Spaans, Portugese slavenfort El Mina in Afrika verovert. De Nederlandse kolonisatie komt echter niet van de grond.

Dit lukt de Engelsman Sir Francis Willoughby in 1651 wel. Vanuit Barbedos brengt hij enkele ervaren planters en slaven naar Suriname om hier suikerplantages op te richten. Als snel zijn deze een groot succes. Verder stroomopwaarts wordt Fort Willoughby opgericht om de kolonie te verdedigen. Ondertussen is er in Europa een einde gekomen aan de oorlog tussen Nederland en Spanje. De Republiek is echter in een nieuwe oorlog verwikkeld met de Engelsen. De Engelsen hebben dan al enkele Nederlandse forten in Guyana veroverd.

Suriname, kolonie van de Republiek der Nederlanden.

Abraham Crijnsen verovert in 1667 de Engelse bezittingen in Suriname. Fort Willoughby wordt voortaan Fort Zeelandia genoemd. In oude verslagen staat te lezen dat er op dat moment zo’n 500 gezinnen wonen in Suriname. De meeste leven van de suikerplantages. Ook wonen er nog veel inheemse stammen. In het daarop volgende vredesverdrag tussen de Nederlanden en Engeland, de vrede van Breda, wordt bepaald dat beide landen hun huidige veroveringen behouden. Suriname is vanaf dat moment van de Nederlanden, de Nederlanden verliezen hun kolonie in Noord-Amerika, Nieuw Amsterdam. Dit betekende niet dat de rust was teruggekeerd in Suriname. Onwetend van het verdrag worden er dat jaar nog enkele Engelse aanvallen op Suriname uitgevoerd. Ook verlaten veel Engelse kolonisten met hun slaven de kolonie. De plantages werkeloos achterlatend.

De eerste decennia van de kolonie verlopen moeizaam. Steeds meer planters verlieten de kolonie. Het aantal kolonisten werd steeds kleiner en dus ook hun overmacht over de inheemse bevolking. Hier maakte verschillende stammen handig gebruik van. De kolonisten kregen te maken met guerrilla groepen die de plantages en nederzettingen van de kolonisten aanvielen. Ook moedigde ze de slaven aan weg te lopen en zich aan te sluiten bij de inheemse bevolking. Harde maatregelen, het verdrijven van de indianen van hun geboorte gronden en gebruik maken van de vijandigheid tussen de verschillende stammen, leverde uiteindelijke vrede op. In 1668 keerde de rust terug.

In de 18e eeuw kwamen de plantages in Suriname tot grote bloei. Belastingvoordelen voor nieuwe kolonisten, planters zorgde voor een groei in het aantal inwoners en plantages. De W.I.C. zorgde voor de broodnodige aanvoer van verse slaven uit Afrika. De W.I.C. waren tevens belast met de verdediging van de kolonie. Dit was eind 17e eeuw, begin 18e eeuw nog hard nodig. De oorlogen in Europa hadden ook in Suriname hun weerklank. Regelmatig werden ook de koloniën van de Republiek aangevallen.

Suriname kreeg in de loop van de 18e eeuw steeds meer plantages. Hugenoten uit Frankrijk en Joden uit Portugal zochten hun toevlucht in het tolerante Suriname. Name als Joden Savanna stammen nog uit die tijd. Ook kolonisten uit de Republiek zochten hun geluk in Suriname. In 1787 is Paramaribo een bruisend koloniaal centrum. Vandaag zie je daar nog steeds de overblijfselen van. Er wonen op dat moment zo’n 3356 blanken, 50.000 slaven en een grote hoeveelheid vrije kleurlingen. Die laatsten genieten een iets hogere status dan de slaven. Vaak zijn het kinderen van plantage eigenaren en slaven, of slavinnen die zijn vrijgekocht door hun meester en minnaar. Hoewel huwelijken tussen kolonisten en slaven verboden waren, werden er wel degelijk relaties onderhouden. Ondanks dat het voor blanke mannen lange tijd verboden was een relatie aan te gaan met zwarte vrouwen, was er toch behoorlijk wat vermenging van de verschillende rassen in de kolonie. Het te kort aan blanke vrouwen in Suriname spelde hier zeker een rol in. Blank en zwart vermengde zich echter niet zoals in de Spaanstalige kolonies.

Het leven voor de slaven was zwaar. De meeste huishoudens in Paramaribo hadden tien tot dertig slaven in dienst. Deze slaven hadden een minder zware baan. Het gros van de slaven werkte echter op de suikerplantages. Vooral tijdens de oogsttijd werden er lange dagen gemaakt. Ondanks dat slaven ook kinderen kregen, kwamen de meeste slaven toch uit Afrika. Het sterfteoverschot in Suriname was groot en een aanvoer van verse “zoutwaterslaven” noodzakelijk. De levensverwachting van de slaven in Suriname lag niet hoog. Omdat de hoeveelheid slaven het aantal blanken ver ontsteeg, werd er hard opgetreden om opstanden te voorkomen. In verslagen uit die tijd valt het zelfs buitenlandse gasten op hoe slecht de Nederlandse slaven worden behandelt in vergelijking met slaven op bijvoorbeeld Barbedos. Een slaaf kon al zweepslagen krijgen voor het dragen van schoenen. Ophanging aan een haak die door de ribbenkast ging was niet ongewoon. Zweepslagen waren aan de orde van de dag.

Aan het einde van de 19e eeuw is er een grote toestroom van andere bevolkingsgroepen naar Suriname. Door de afschaffing van de Slavernij zijn er nieuwe arbeidskrachten nodig. In 1814 wordt de trans-Atlantische slavenhandel afgeschaft en in 1863 in de slavernij zelf aan de beurt. Zo’n 35.000 slaven krijgen op dat moment hun vrijheid. Ze blijven echter contractueel nog 10 jaar aan de plantage verbonden. De Nederlandse regering was bang dat er door de leegloop van de plantages een einde zou komen aan de plantage economie en verplichtte alle ex-slaven om een arbeidscontract aan te gaan met hun oude meesters.

Ook uit andere gebieden komen nu arbeiders. Uit Brits-Indiër komt een grote groep Hindoestanen. Ook komen er Javanen uit Nederlands-Indië en Chinezen om als contractarbeider aan de slag te gaan. De Etnische diversiteit in Suriname wordt ineens een stuk groter.

Tweede Wereldoorlog en dekolonisatie

Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren de Antillen en Suriname de enige Nederlandse gebieden die niet veroverd waren door een vijandelijke mogendheid. Koningin Wilhelmina gaf aan, tijdens een radiotoespraak vanuit Londen dat de overzeese gebieden na de Tweede Wereldoorlog een grotere mate van zelfstandigheid zouden krijgen. Dit was voor Suriname de aanzet tot de Surinaamse afhankelijkheid. Het duurde echter tot 1975 voordat Suriname echt onafhankelijk werd.

In 1948 werden de onderhandelingen tussen Nederland, de Nederlandse Antillen en Suriname gestart. In Nederlands-Indië woedde inmiddels als een heftige onafhankelijkheidsstrijd. Men wilde voorkomen dat dit ook zou gebeuren in Suriname. De Nederlandse regering en Surinaamse betrokkenen wilde een kalme weg naar zelfstandigheid. In 1954 werden de onderhandelingen afgerond. De kolonies kregen een grote mate van zelfbestuur rondom binnenlandse aangelegenheden. Buitenlandse zaken en onderwerpen die alle gebieden binnen het koninkrijk aangingen werden in gezamenlijk overleg beslist. Bovendien kregen alle inwoners van de Nederlandse overzeese gebieden de Nederlandse nationaliteit. Dit verstomde lange tijd de roep om onafhankelijkheid.

Hoewel er wel kleinere groepen waren die eind jaren vijftig en eind jaren zestig onafhankelijkheid nastreefden, werd het nergens weer een belangrijk punt. Pas tijdens het kabinet Den Uyl komt de Surinaamse onafhankelijkheid weer op de agenda. Premier Den Uyl vindt het niet langer gepast dat Nederland nog kolonies heeft. Dit leidt tot een aanpassing van de eerdere afspraken. In 1975 wordt Suriname officieel een onafhankelijke republiek. Nederland blijft het land wel financieel steunen.

Zelfstandig Suriname

Veel Surinamers waren bang voor ongeregeldheden en chaos na de onafhankelijkheid en kozen ervoor naar Nederland te vertrekken. Ze kregen gelijk. In 1980 vindt er een coup plaats van enkele legerleiders onder leiding van Desi Bouterse. Bouterse blijft van 1980 tot 1988 aan de macht. Een periode die gekenmerkt wordt door politieke moorden, corrupte en machtsmisbruik. Er woedt lange tijd een binnenlandse oorlog, een burgeroorlog, tussen het Surinaamse leger en het Junglecommando van Ronnie Brunswijk. Inzet was de macht over de cocaïnehandel en controle over het gebied Oost-Suriname.

In 1982 werden er 15 tegenstanders van het regime van Desi Bouterse gemarteld en vermoord. Ondanks dat de politieke moorden, de decembermoorden, officieel zijn aangeduid als misdaden tegen de mensheid zijn de daders nooit gestraft. Het Surinaamse parlement nam zelfs een omstreden amnestiewet aan waarin alle daders van de moorden amnestie werd verleend. Dit was de reden voor Nederland om de ontwikkelingshulp aan Suriname te stoppen.

De relatie tussen beide landen verslechterde verder met de verkiezing van Desi Bouterse als premier in 2010. Voor Bouterse staat nog steeds een internationaal en Nederlands arrestatiebevel uit voor de handel in cocaïne en wapens. De minister van Buitenlandse zaken verklaarde dat de president in Nederland alleen welkom was om zijn straf uit te komen zitten.

Na een moeizame start als zelfstandige natie lijkt Suriname uit het slop te komen. Etnische spanningen zijn sterk verminderd en langzaamaan gaat het ook met de economie beter. Vooral China investeert veel in de Surinaamse economie.